Vanaf het moment dat koning Willem-Alexander in de Troonrede zei dat de verzorgingsstaat langzaam verandert in een participatiesamenleving, is er veel discussie over het begrip en het gebruik ervan door de overheid. Enerzijds is er de groeiende beweging van burgers die zelf regie nemen over hun leefomgeving, anderzijds wil de overheid een aantal taken en verantwoordelijkheden meer bij burgers neerleggen. De manier waarop de overheid het begrip participatiesamenleving hanteert vormt een bedreiging voor alle initiatieven die burgers met veel enthousiasme hebben opgezet. Bijzonder hoogleraar Actief Burgerschap Evelien Tonkens ziet haar jarenlange werk rond bewonersinitiatieven en burgerkracht gekaapt worden door de politiek. Ze vindt dat politici de begrippen misbruiken voor hun eigen agenda. “Ze roepen wel dat ze voor de participatiesamenleving zijn, maar intussen breken ze de voorzieningen af die nodig zijn om mee te doen in de samenleving. Buurtbewoners moeten zich van de ene op de andere dag zelf ontfermen over bibliotheken, zwembaden en buurthuizen. Soms lukt dat, maar vaak ook niet. Honderden van die instellingen worden nu gesloten.” Sommige mensen menen dan ook dat de participatiesamenleving een eufemisme is voor ‘zoek het zelf maar uit’. De staat bezuinigt, kindercrèches, bibliotheken en zwembaden sluiten en de burgers mogen het opvangen. Een van de misvattingen over de participatiesamenleving is dan ook volgens Tonkens dat de participatiesamenleving het einde van de verzorgingsstaat markeert en daar een alternatief voor biedt. Uit haar onderzoek blijkt dat de meeste buurtgenoten niet spontaan voor elkaar gaan zorgen en elkaar helpen als de overheid zich terugtrekt. De kleine groep die wel hulp wel geeft, gaf die ook al en vanuit andere drijfveren dan een overheid die haar rol niet pakt. Lees de afscheidsrede van Evelien Tonkens waarin ze nog vier misvattingen over de participatiesamenleving uiteenzet.
Burgers ‘moeten’ participeren
Een ander, meer fundamenteel discussiepunt is dat de roep om participatie van de overheid komt en niet van de burger. Het participatieconcept gaat ervan uit dat de burger een verkeerde houding heeft en dus ‘moet’ participeren. Burgers moeten meer verantwoordelijkheid nemen voor zaken die de overheid tot voor kort voor hen regelde. Met dit concept in de hand kan de overheid bepalen wat goed burgerschap is en kan ze dit controleren en sanctioneren. Maar participatie kun je niet eenzijdig opleggen. De participatiesamenleving als beleidsconcept verbinden met de ‘doe-democratie’ is dan ook oneigenlijk en ondermijnt de positieve instelling van burgers. Volgens hoogleraar economie Esther-Mirjam Sent hamert de overheid op zelfredzaamheid vanuit een verkeerd mensbeeld: vanuit het idee dat de mens koel, rationeel en calculerend is. Terwijl er ook veel mensen zijn die niet zelfredzaam zijn, die niet assertief zijn en voor zichzelf (kunnen) opkomen.
Teveel overheidsbemoeienis
Weer anderen menen dat burgers allang participeren en dat de omslag naar meer zelf doen allang is gemaakt. Al sinds jaar en dag zetten Nederlanders zich in voor elkaar, voor hun leefomgeving en voor de goede zaak, getuige de 5,5 miljoen vrijwilligers in ons land. Burgers nemen het heft in handen en wijzen de overheid de deur. Volgens deze critici is het juist de overheid die zich op een ongewenste manier blijft bemoeien met de details van het leven van mensen. Ondanks het afbouwen van de verzorgingsstaat is de overheid in de afgelopen jaren niet kleiner geworden, maar integendeel met tien procent gegroeid. De overheid moet leren zich niet teveel te mengen in de initiatieven van onderop. Directe overheidsbemoeienis ondergraaft precies dat wat zelforganisatie zo inspirerend maakt: dat mensen zich inzetten vanuit hun eigen motivatie. Onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau liet zien dat pogingen om in Vogelaarwijken de burgerkracht te bevorderen een averechts effect hadden: de inzet van burgers werd eerder minder dan meer. Bovendien kunnen buurtinitiatieven, na een eerste fase van enthousiasme, verzanden in een ambtelijk moeras. Het gaat er dus om dat de overheid burgerinitiatieven de ruimte geeft, zonder ze politiek en ambtelijk toe te eigenen. Dat kan door een infrastructuur te bieden die het mogelijk maakt voor burgers om zelfstandig hun initiatieven te ontwikkelen.
Burgerparticipatie en inspraak
Dat de term participatiesamenleving nogal kritisch wordt beschouwd heeft mogelijk te maken met de geschiedenis van burgerparticipatie. Burgers werden betrokken bij initiatieven of beleidsvoorstellen van de overheid, met de bedoeling zich daarover uit te spreken. Dat veronderstelt dat burgers zich alleen kunnen uitspreken over doelen en richtingen die de overheid heeft bedacht. Ze mogen meedenken over iets dat er al is. Daarom werken inspraakrondes dikwijls averechts.Volgens communicatieadviseurs Christine Swankuisen en Bert Pol zijn inspraakbijeenkomsten een instrument om draagvlak te verwerven voor beslissingen over gevoelige onderwerpen. Opvallend genoeg mobiliseren dergelijke bijeenkomsten vaak juist weerstand of vergroten deze, doordat meestal enkele mensen het woord voeren. Die beïnvloeden sterk de mening van de hele groep, terwijl individuele meningen onvoldoende uit de verf komen. De groepsdynamiek die dan ontstaat versterkt het ongenoegen en de tegenstand.Bovendien vindt zo’n bijeenkomst meestal plaats rondom een kant en klaar voorstel, waar betrokkenen tegen of voor kunnen zijn. Er wordt niet alleen voorbij gegaan aan verschillende belangen, maar ook aan de vaardigheid van burgers of bewoners om zelf iets bij te dragen.
De nieuwe burgereconomie
Nederlanders zijn over het algemeen redelijk zelfstandige, verstandige mensen die zich niet graag de wet laten voorschrijven door anderen. Als ze onvoldoende gehoor vinden bij de overheid, zetten ze hun eigen projecten op. Burgerinitiatieven schieten de laatste jaren als paddenstoelen uit de grond. Buurtbewoners organiseren zich om de bibliotheek of kindercrèche in het dorp open te houden, ze laten gezamenlijk zonnepanelen installeren op het dak van de basisschool, verbouwen een leegstaand pand tot bedrijfsverzamelgebouw en toveren een stukje braakliggend terrein om tot een stadsmoestuin. Ze helpen ouderen in de wijk om zolang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, geven kinderen bijles en zorgen dat jongeren geen overlast geven. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) noemt deze ontwikkeling ‘de nieuwe burgereconomie’. Ze roept de overheid op om deze initiatieven te omarmen en vooral niet te ontmoedigen met bemoeizucht, overdreven regels en controledrift.
Eigen regie, eigen kracht
Ondanks alle discussie over de participatiesamenleving is de nieuwe burgereconomie een feit. Alleen komen de vele initiatieven van burgers niet voort uit bezuinigingen of de door het kabinet gewenste participatiesamenleving, maar uit het verlangen om samen met anderen de regie te nemen in de directe leefomgeving en deze naar eigen waarden vorm te geven. Volgens sociaal geograaf Joost Beunderman zijn de meeste burgerinitiatieven geïnspireerd door mondiale ontwikkelingen die nu kunnen worden gedeeld dankzij internet. Vooral jonge burgers realiseren zich hoe leuk het is om zelf iets in werking te zetten en te zien wat het teweeg brengt. Veel burgerinitiatieven zijn volgens hem ook een reactie op schaalvergroting, commercialisering en vervreemding. “Mensen willen geen anonieme schakel zijn in een overgereguleerd stroef systeem, maar een herkenbare weldoener.” Hoe individualistisch onze samenleving ook geworden is, mensen zoeken elkaar op. Er is geen sprake van individuen die zich afkeren van de samenleving en het op hun eigen manier doen, het is een Do-it-ourselves-beweging. De meervoudsvorm is veelzeggend: het gaat om mensen die zich verenigen om meer regie te nemen in hun eigen leven. Daarbij is er geen tegenstelling tussen goed voor jezelf zorgen en iets voor een ander betekenen; ze liggen in elkaars verlengde. Zo zijn in Rotterdam meer dan tweehonderd vrijwilligers getraind om ruzies tussen buurtbewoners te helpen oplossen. Deze vrijwilligers wonen zelf in de wijk en vormen een afspiegeling van de buurtbevolking. Door als vrijwilliger te helpen om burenruzies te slechten, verbeteren ze tegelijkertijd hun eigen leefomgeving.
Lees meer over het ontstaan van de participatiesamenleving
Geef een reactie