In augustus 2011 werd bekend dat de Tilburgse hoogleraar in de sociale psychologie, Diederik Stapel, op grote schaal had gefraudeerd met onderzoeksgegevens. In het eindrapport van de gezamenlijke onderzoekscommissies werd fraude vastgesteld in ten minste 55 van de 130 onderzochte artikelen en 10 van de 24 onderzochte hoofdstukken in boeken. Bij nog eens tien artikelen bestond een sterk vermoeden van fraude. De gezamenlijke commissies adviseerden om Stapel de doctorstitel af te nemen op grond van ‘uitzonderlijk wetenschappelijk onwaardig gedrag, in strijd met de aan het doctoraat verbonden plichten’. Uiteindelijk leverde Stapel vrijwillig zijn doctorstitel in bij de Universiteit van Amsterdam. Met de frauduleuze onderzoeken waren miljoenen onderzoeksgeld gemoeid. De FIOD en het Openbaar Ministerie stelden een strafrechtelijk onderzoek in. Stapel werd verdacht van oplichting, door het aanvragen van subsidies voor frauduleuze onderzoeken. Op grond van het eindrapport van de onderzoekscommissies werd het bedrag op 1,4 miljoen euro vastgesteld. Een miljoen zou zijn opgegaan aan salarissen van promovendi, de rest betrof het salaris van Stapel, onderzoeksmateriaal en vergoedingen voor proefpersonen.
Andere voorbeelden
Hoewel fraude van deze omvang niet vaak voorkomt, is Stapel niet de enige wetenschapper die zijn onderzoeksresultaten vervalste. Ook Don Poldermans, internist en hoogleraar perioperatieve cardiovasculaire zorg, hield zich niet aan de onderzoeksprotocollen en fingeerde onderzoeksgegevens. Hij vroeg patiënten geen toestemming voor bloedafname en hartecho. Oud-hoogleraar Mart Bax, die onderzoek deed naar religieuze strijd in kleine dorpsgemeenschappen, publiceerde verzonnen onderzoeksresultaten en zette niet-bestaande artikelen op zijn publicatielijst. Dat blijkt uit het boek Ontspoorde wetenschap, waarin Frans van Kolfschooten verslag doet van zijn jarenlange onderzoek naar fraude en plagiaat in de wetenschap. Recent werd bekend dat Peter Nijkamp, hoogleraar regionale economie aan de vrije Universiteit van Amsterdam, kwistig citeerde uit eigen werk om zijn publicatielijst langer te maken. Hij moest het veld ruimen als promotor van Karima Kourtit. Deze promovenda moest haar proefschrift herschrijven na klachten over plagiaat en zelfplagiaat. Nijkamp schreef als co-auteur mee aan de meeste hoofdstukken van het oude en herziene proefschrift.
Publicatiedruk
Ook al voeren verreweg de meeste wetenschappers hun onderzoek integer uit, toch staan zij allemaal onder druk om de resultaten te publiceren. Uit een enquête in het populair-wetenschappelijke EOS blijkt dat acht procent van de Vlaamse medische onderzoekers de afgelopen drie jaar heeft gesjoemeld met onderzoeksgegevens, hetzij door gegevens te verzinnen, hetzij door onwelkome gegevens te verwijderen. De wetenschappers zelf leggen de oorzaak bij de zware druk van de academische publicatiecultuur die hen ziek maakt. Het voorbeeld van een Belgische neurowetenschapper aan de Vrije Universiteit Brussel is illustratief. De man werd ontslagen omdat hij testresultaten had verzonnen. Hij deed dierproeven met een veelbelovend geneesmiddel tegen epilepsie. Hij meende op de rand te staan van een doorbraak, maar toen de proeven niet de gewenste resultaten opleverden verzon hij andere resultaten. De ontslagen neurowetenschapper vreesde zijn financiering kwijt te raken en het onderzoek te moeten stopzetten als hij geen positieve resultaten kon voorleggen. Een integriteitsonderzoek door de VU loopt nog.
De wereld mooier willen maken
Waarom begon een succesvolle wetenschapper als Stapel onderzoeksgegevens te fingeren? Sommigen wijzen op de sterke druk aan universiteiten om zoveel mogelijk te publiceren in wetenschappelijke bladen. Anderen suggereren dat sociale wetenschappen zich hebben laten verleiden tot kwantitatief onderzoek, terwijl mensen en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen niet kunnen worden gereduceerd tot een reeks cijfers. Wetenschappelijkheid werd zo synoniem met kwantitatieve gegevens en niet met zorgvuldigheid en transparantie over gegevensverzameling en interpretatie. Volgens Stapel zelf kwam de fraude voort uit een ‘toxische combinatie’ van de omstandigheden, zoals de prestatiedruk op universiteiten en de snelle experimenten in de sociale psychologie, en van zijn persoonlijkheid. Hij is onzeker, wil graag scoren en heeft grote behoefte aan bevestiging. Stapel schrijft in zijn boek Ontsporing dat hij een verlangen heeft om de wereld mooier en overzichtelijker te maken. Hij wil zijn medeonderzoekers gelukkig maken en vertelt graag mooie verhalen aan zijn studenten om hen te behagen. Ook wil hij zijn creativiteit aanwenden om zaken recht te zetten.
Meer van hetzelfde
Om frauduleuze praktijken zoals van Stapel te voorkomen bevelen de commissie Levelt (ingesteld door de Universiteit van Tilburg), de commissie Noort (ingesteld door de Rijksuniversiteit Groningen) en de commissie Drenth (ingesteld door de Universiteit van Amsterdam) universiteiten aan om meer onderzoeken te repliceren, meer precieze en strakke richtlijnen te formuleren voor verantwoord onderzoek (o.a. een dataprotocol), promovendi en nieuwe hoogleraren te scholen in de code of conduct, een vertrouwenspersoon integriteit aan te stellen en een onderzoeksomgeving te scheppen waar integriteit bevorderd wordt. Eigenlijk zijn deze remedies meer van hetzelfde en niet meer dan symptoombestrijding. Misschien moeten we meer aanvaarden dat kwantitatief, statistisch onderzoek soms te kort schiet om de werkelijkheid te onderzoeken, vooral bij sociale vraagstukken. Zelfs kwalitatief onderzoek is gebaseerd op de gedachte dat je als onderzoeker objectief de feiten moet observeren. Is die gedachte nog wel vol te houden?
Geef een reactie